Blikken in de wereld van een fantastisch verteller

Geen categorie

Nacht van de Hondekop

Veel mensen denken dat dromen van weinig betekenis zijn, of dat uitleggen van dromen zweverig is, of berust op psychologische trucage. Ik, daarentegen, weet wel beter. Zelf ben ik een slordige vijf jaar geleden begonnen met leren over lucide dromen, waarin je ervan bewust bent dat je droomt. Je kunt dan ook invloed uitoefenen op wat er gebeurt.

Lucide dromen is in principe ongevaarlijk, op een paar mogelijke kwalijke zaken na. Sommige mensen beginnen grip op de werkelijkheid te verliezen en kunnen moeilijker een droom onderscheiden van de realiteit. Zeldzamer zijn zij die eraan verslaafd raken en alleen nog maar willen dromen.

De meest voorkomende effecten zijn mensen die per ongeluk hun droom tot een nachtmerrie ombuigen, of een zogeheten ‘vals ontwaken’ meemaken. Je denkt dan dat je wakker bent geworden, maar vroeg of laat blijkt dat je toch nog aan het dromen bent. Het kan behoorlijk wat geesteskracht kosten om alsnog wakker te worden.

Maar het meest gevaarlijke van allemaal zijn zij. Avondenlang heb ik het internet afgezocht naar mensen die ‘ze’ ook hebben gezien, maar er is bizar weinig over hen bekend. Zelfs de Illuminati en de Vrijmetselaars lijken goed gedocumenteerd vergeleken met deze… dingen. Uit discussies die ik kon vinden op Reddit, maakte ik op dat de wezens herhaaldelijk in je dromen te zien zijn wanneer ze jou eenmaal als doelwit hebben gekozen.

In het begin vallen ze je nog niet op, maar ze komen met elke droom dichterbij. Het lijkt alsof mensen alleen een glimp van ze kunnen opvangen. Een enkel verslag beschreef de wezens van dichterbij. De schrijvers van die berichten meldden dat die dingen proberen met je droom aan de haal te gaan, waardoor ze van iemand de naam ‘Droomwever’ kregen.

Ik kan niet meer op mijn handen tellen hoeveel forumgebruikers ik ben tegengekomen die een daadwerkelijke ontmoeting met die dingen voelden aankomen, maar daarna nooit meer een bericht hebben geplaatst om hun ervaring te beschrijven. Wat ‘ze’ precies zijn, is dan ook niet duidelijk te vinden. Lang niet iedereen gelooft dat ze bestaan, maar ik wel. Ze wachten, hongerig naar iets dat kennelijk alleen mensen hen kunnen bieden. Je kunt slapen met het licht aan, maar houdt ze niet voor altijd bij je vandaan.

Het is duidelijk dat ze je dromen binnenvallen en je steeds meer nachtmerries krijgt. Of je daarna gek wordt en dat het dan is, heb ik niet kunnen concluderen. Van één persoon ben ik achter haar echte naam gekomen, die in 2012 voor het laatst een bericht plaatste. Eliana heet ze. In een oud online krantenbericht van datzelfde jaar las ik dat ze enkele dagen na dat bericht werd gevonden in haar huis.

Ze leefde nog wel, maar was totaal van de wereld. Zodra iemand oogcontact met haar maakte, werd ze wild en ging ze gillen. Voor zover ik heb kunnen achterhalen is ze, kort door de bocht gezegd, gek verklaard en zit ze nu in een gesloten inrichting. Ze is hysterisch en paranoïde, kan niet meer zelfstandig functioneren en staat onder voortdurend toezicht.

Regelmatig voert ze realiteitstoetsen uit, om te testen of ze droomt of wakker is, maar die testen zijn feilbaar en dat weet ze. Of dit is wat de wezens met alle mensen hebben gedaan die ze troffen weet ik niet. Misschien is deze Eliana wel de enige die een confrontatie met deze wezens heeft overleefd.

Maar wat zijn die dingen? Bestaan ze wel echt, of is het een internetmythe die aan elkaar hangt van sterke verhalen en opgeblazen fantasie? Ik geloof niet in aliens of andere door dragers van aluminiumfolie hoedjes verkondigde onzin, maar er is wel iets vreemds aan de hand. Anderzijds, als Eliana echt een lucide dromer was, wie heeft dan zulke privacygevoelige informatie over haar gelekt?

Los daarvan had ik besloten dat dit tot op de bodem moest worden uitgezocht. Als er werkelijk wezens bestonden die mensen in hun slaap van wat dan ook probeerden te beroven, dan moest iemand daar wat tegen doen. Wat als ze ook niet-lucide dromers konden aanvallen? Zulke mensen zijn niet getraind om zich te verweren, laat staan dat ze weten wat hen overkomt. Ze zullen in ieder geval te laat zijn er iets tegen te ondernemen.

Nee, als ze bestaan, moet iemand die krengen stoppen, en bij gebrek aan vrijwilligers heb ik mezelf gebombardeerd tot die ‘iemand’. Ik had ook niet veel keuze. Immers, ik heb zo’n wezen al eens gezien in één van mijn dromen, dus of ze nu gevaarlijk zijn of gewoon een verzinsel – ik heb geen zin in afwachten wat van de twee het gaat worden.

Elke avond voordat ik ga slapen lees ik het laatste bericht van Eliana. Het is niet bijster coherent, maar dat maakt het niet minder intrigerend.

Is dit echt? (in: Realiteitstoetsen)

Is dit wel echt? Ben ik nu werkelijk een bericht aan het tikken op een forum, of droom ik dit allemaal maar? Mijn dobbelsteen landde zojuist voor de twaalfde keer op dezelfde kant, maar die realiteitstoets is niet waterdicht.

Ze hebben me gevonden en het is een kwestie van tijd voordat ze me te pakken hebben en ik hetzelfde lot zal ondergaan als alle anderen die kennelijk te nieuwsgierig waren. Met het licht aan slapen helpt niet meer. Ik zou zweren dat ik, in al die jaren dat ik in dit huis woon, meer deuren heb gesloten dan ik heb geopend.

Ik kan me niet meer herinneren dat ik ben gaan slapen, maar ik word steeds maar opnieuw wakker…

5 jaar geleden geplaatst door Aware Wolf

Het was overduidelijk dat ze een grote aantal keren op rij vals was ontwaakt. Het overkomt iedereen wel een keer en beginners zijn er meer vatbaar voor, maar uit alles wat ik van Eliana gelezen had was zij wel de laatste bij wie het aan vaardigheid en ervaring ontbrak.

Uit alle berichten en verslagen die ik las leerde ik dat je een grotere kans hebt ‘ze’ tegen het lijf te lopen wanneer je dezelfde droom meerdere keren hebt. Sommigen beleven de herhalingen direct na het origineel, meestal via een vals ontwaken – bij anderen verspreiden ze over enkele opeenvolgende nachten.

Vanuit mijn jarenlange oefening heb ik gemerkt dat ik bij tijd en wijlen in staat ben de locatie van mijn droom te bepalen, tot een zeer specifieke plaats. Meestal lukt het wanneer ik mijzelf voor mij zie op die bewuste plek en dan in slaap val terwijl ik daarop mediteer. Als ik een Droomwever wil ontmoeten, dan zal ik een droom moeten zien te reproduceren.

De grootste kans heb ik met een bekende locatie – één die ik vaak bezoek, maar geen onderdeel is van mijn huis. Zou ik dat wel doen, dan loop ik een veel te groot risico op de meer angstaanjagende en verwarrende variaties van vals ontwaken.

Mijn favoriete locatie is een treinstation, zolang het maar niet Utrecht Centraal is. Dat is al jaren in verbouwing en is telkens wanneer ik er kom weer anders. Bovendien zijn er teveel mensen, wat mij persoonlijk enorm veel energie kost in een droom – wat ook meteen de reden is dat ik niet voor een vliegveld kies. Liever kies ik een kleiner treinstation.

Het voordeel van zo’n locatie is de voorspelbaarheid, de verwachting, en de mogelijkheden. Ik weet dat ik er gemakkelijk bekenden en onbekenden kan ontmoeten, maar ook een trein kan nemen. Het geeft mij de tijd grip te krijgen op waar ik heen ga in een droom. Treinen hebben immers een vast doel.

In mijn zoektocht daar de onbekende wezens ging ik op bed liggen. Terwijl ik het treinstation van mijn keuze op allerlei manieren voor me zag, liet ik mijn lichaam zich ontspannen, totdat ik uiteindelijk in slaap viel. Zoals gepland schakelde mijn bewustzijn niet helemaal uit. Ik vond mezelf terug op een perron, terwijl ik net in een oude geel-met-blauwe stoptrein stapte van de ons aller bekende – en alom beklaagde – spoorwegmaatschappij.

Om zeker te weten dat ik niet stiekem wakker en op weg was naar mijn werk, voerde ik een aantal realiteitstoetsen uit toen ik eenmaal een zitplaats had gevonden. Als ik droom, kan ik mijn wijs- en middelvinger zonder moeite door de palm van mijn andere hand duwen. Ik doe dat altijd eerst zonder te kijken, daarna nogmaals met mijn handen dichtbij mijn gezicht. Je eigen handen bekijken is een zeer betrouwbare toets.

Opmerkelijk genoeg voelde ik dit keer mijn vingertoppen wel mijn handpalm aanraken toen ik ze erdoor stak, terwijl ik daar normaal geen waarneming bij ervaar. Voor de zekerheid keek ik uit het raam, wat mij welgeteld niets opleverde. Buiten hing na nog geen halve meter een serieuze mistbank.

Nu is mist op zichzelf geen onnatuurlijk verschijnsel, maar er was iets vreemds aan deze nevel. Het leek veel dichter dan normaal en uit het raam kijken gaf me een meer dan onheilspellend gevoel. Niet alsof er iets in die mist zou zijn, maar juist alsof er niets was buiten die trein. Ook geen leeg weiland, maar gewoon helemaal niets.

Bovendien zag ik geen spiegelbeeld in het glas. In een droom zie je er ofwel geen, of één die niet bij jou hoort. Ik had nu meer dan voldoende grond om zeker te weten dat ik was waar ik wilde zijn. Daarop besloot ik rond te kijken door de coupé. Veel mensen zaten er niet in, en de meesten waren, wel… laten we zeggen dat ze geen gezicht ontberen, maar het is alsof de details missen.

In een wetenschappelijk artikel las ik ooit dat mensen niet in staat zijn gezichten te verzinnen. Iedereen die je in een droom ziet, is een weergave van iemand die je ooit hebt gezien. Dat kan ook een volslagen vreemde zijn die je twee seconden lang hebt gezien toen je er op straat voorbijliep.

Langzaam stond ik op, terwijl mij de indruk bekroop dat er iemand anders was, iemand die geen figurant was in de droom. Het voelde als naderend gevaar, maar ik kon niet achterhalen wie van ons twee het doelwit was. Zat deze persoon mij achterna en moest ik vluchten, of was de andere persoon in gevaar en moest ik mij haasten hem of haar te helpen?

De trein liet een waarschuwingssignaal horen, wat onder andere wordt gedaan wanneer een aanrijding dreigt. Was er iemand voor de trein gesprongen? Was dat het naderende gevaar? Zonder goede reden besloot ik haast te maken en een coupé naar voren te gaan. Toen ik de verticale hendel overhaalde om de dubbele deuren te openen, werd mij duidelijk wat het gevaar was.

Met een enorm geweld barstten de deuren mijn kant op, terwijl de wielen van de trein piepten en schuurden over de rails. In wat secondenlang leek te duren – maar zich in feite in een oogwenk voltrok – viel ik achterover, terwijl ik merkte dat de wagon schaarde. De hittegolf van de explosie spoelde over mij heen, en ik probeerde mij uit alle macht schrap te zetten terwijl ik overal op mijn huid de brandende pijn voelde. Niet dat het veel zin had, aangezien ik als een tosti uit de hel bij hoge temperatuur tussen de treindeuren en de wagonvloer werd gesandwicht.

Dromen hebben een heel eenvoudig principe als het om de dood gaat. Als je sterft in een droom, wordt je wakker. Dat lijkt misschien poëtisch, maar het gebeurt eenvoudigweg omdat we niet weten wat er na de dood gebeurt. Je onderbewuste kan dan geen script meer schrijven en trekt als vanzelf de stekker eruit.

Maar dit was niet het einde. Ik schrok wakker, maar op dezelfde stoel waar ik was gaan zitten toen ik eerder in de trein stapte. Opnieuw keek ik naar buiten en zag ik wel mist, maar geen spiegelbeeld. Ik voerde een aantal realiteitstoetsen uit – andere dan de vorige keer – en moest de ongure conclusie trekken dat ik een vals ontwaken had meegemaakt, maar opnieuw in dezelfde droom zat.

Hoe kon ik hier in vredesnaam weer zitten? Waarom werd ik niet wakker? En wat was er nu zojuist gebeurd? Het leek alsof de droom werd herstart, maar het was net niet hetzelfde. De coupé was niet veranderd, maar er zaten andere ‘figuranten’, op andere plekken. Even nam ik achterin mijn hoofd een zoemend gedreun waar, maar na een paar seconden was dat verdwenen.

Zouden ‘ze’ me al hebben gevonden? Maar waarom ontplofte de andere coupé dan? Wat was daar de betekenis van? Dat ik niet vooruit zou komen? Moest ik dan teruggaan? Ik stond op en liep naar de achterkant van de coupé. Er zat wel een deur, maar aan mijn kant ontbrak de klink en ik kon het niet openen.

Links kijken, rechts kijken. Iemand had zijn vouwfiets als bagage op het balkon tussen de coupés laten staan. Ik tilde het ding op en gooide het zo hard als maar lukte tegen de deels glazen deur. Waarom wist ik niet, maar ik moest erachter komen met welke reden de deur op slot zat. Je doet iets alleen op slot als niet zomaar iedereen erin mag.

Achter de deur was het donker, maar er is tussen twee wagons in nooit licht. Ik besloot het erop te wagen en door de zojuist ontstane opening te lopen. Ineens begon de trein meer heen en weer te wiegen dan normaal. Ik struikelde over het onderste gedeelte van het glas, dat nog heel was, en viel de leegte tussen de twee wagons in.

Letterlijk leegte, want op het moment dat ik de vloer raakte, koppelden de wagons zich los. Ik kletterde van het platform af en werd in een bijna vloeiende beweging geschept door de losse wagon, die kennelijk een overvloed aan eindsnelheid had. Ditmaal moest alleen mijn nek het ontberen, maar ik kreeg veel meer mee van deze onthoofding dan van mijn vorige nepdood. Ik voelde het koude metaal tot halverwege mijn nek doordringen en net toen ik het uit alle macht wilde uitschreeuwen van de pijn, schrok ik opnieuw ‘wakker’.

Voor de tweede keer vond ik mezelf terug op de stoel waar ik in de eerste poging was gaan zitten. Het zoemende gedreun achterin mijn hoofd was nu sterker dan tevoren, wat ik weet aan de onthoofding. Klaarblijkelijk moest ik niet naar achteren, maar in deze coupé was niets om voor te blijven. Het binnenwerk zag eruit alsof ze minstens veertig jaar oud was, alsof ik in één van de eerste exemplaren van dit model zat. De ramen waren bekrast, op zo ongeveer elke rugleuning zat graffiti, en sommige stoelzittingen waren beschadigd.

Was de locatie teruggegaan in de tijd, doordat ik probeerde een coupé terug te gaan? Ik keek op mijn horloge, stond op van de stoel en liep naar het gangpad. Bij wijze van realiteitstoets nam ik enkele stappen aanloop, waarna ik met een bovenmenselijk lange sprong in één keer naar de voorkant van de coupé vloog. Gebrek aan zwaartekracht, check. Nogmaals keek ik op mijn horloge. Dit keer toonden de wijzers een heel andere tijd. De derde ronde was een feit, voor zover feiten bestaan in een droom.

Vlak voordat ik de deur naar de volgende wagon opende, zag ik vanuit mijn ooghoek een grauwgekleurde gedaante voorblij flitsen. Het ging te snel om te zien wie of wat het was, al kreeg ik wel mee dat het ongeveer de omvang van een mens was. Opmerkelijk aan deze waarneming is dat de figuur zich buiten de trein bevond, maar ook weer niet snel genoeg langskwam dat het stil moet hebben gestaan.

Was het een Droomwever? Het ding was praktisch een meter of drie van mij verwijderd. Als het er echt één was, dan had ik niet veel herhalingen meer de tijd voordat zij mij zouden vinden in plaats van andersom. Ik kon het niet veroorloven mij door hen te laten overvallen. Vastberaden opende ik de deur naar de volgende wagon.

Alsof iemand een immense stofzuiger aan had gezet, werd ik van de vloer gelicht en de coupé in gezogen. Althans, coupé… toen neerkwam op het gladde metaal en enkele meters later tot stilstand kwam, zag ik dat er weinig sprake meer was van een treinwagon. Misschien wel van buiten, maar van binnen was het glanzend metaal uit één stuk. De deur waardoor ik was binnengekomen, was verdwenen, en er was geen deur naar voren.

Opnieuw hoorde ik een laag zoemend geluid in mijn achterhoofd – een bastoon zo hevig dat het dreunen van de toon fysiek voelbaar was. Uit reflex voerde ik een realiteitstoets uit, al was dat meer dan overbodig. Net toen ik overeind was gekomen, begonnen de muren en de vloer te trillen met dezelfde frequentie als het geluid in mijn hoofd.

Het gezoem werd sterker en luider, terwijl het akelige gevoel mij bekroop dat de muren op mij afkwamen. Toen ik mij concentreerde, bleek dat ook daadwerkelijk te zijn. Met het klikkende geluid van de rails nog altijd onder mij, werd de wagon langzaamaan kleiner. Er waren geen ramen en deuren, en het plafond was te hoog. Ik kon nergens heen.

De herrie in mijn achterhoofd belemmerde helder nadenken. Het leek alsof niet alleen de wagon als een frisdrankblikje werd gemangeld, maar tegelijkertijd ook de druk op mijn longen toenam. Ademhalen, hoe onnodig ook in een droom, werd steeds moeilijker. Ik moest mezelf bijna geweld aandoen terwijl ik hardop herhaalde dat je niet kunt stikken in een droom.

Doordat de ruimte er aan alle kanten hetzelfde uitzag, raakte ik gedesoriënteerd. Even stond ik stil, om de beweging van de trein te voelen, maar ik was al te laat. De muren raakten mijn schouders en duwden mijn ribbenkast in elkaar, terwijl het gezoem alsmaar harder werd. Met een schreeuw van doodsangst werd ik ingeblikt.

Bed, deken, nachtkastje. Mijn slaapkamer. Ik schoot overeind. Er hing geen klok. Waar was mijn horloge? Ik deed de slaapkamerdeur open en rende de gang in, die niet mijn gang was. Ik belandde weer in een treincoupé, maar de figuranten waren allemaal bloederig vermoord. Als een bezetene begon ik door de wagon te rennen naar de volgende. Daar was het bloedheet, in de volgende ijskoud, en die daarna kon ik ternauwernood ontsnappen toen de ramen barstten en de mist naar binnen werd gezogen. Nog altijd met dat gedreun in mijn achterhoofd rende ik naar de vijfde wagon, waar alle inzittenden met elkaar op de vuist waren gegaan.

Met enige moeite wist ik het handgemeen te ontwijken en naar het balkon te vluchten. Toen ik de zesde wagon in wilde stappen, zag ik een isoleercel. Er was geen verdere deur. Op de grond voor mij lag een uitgemergelde jonge vrouw in een dwangbuis mij leeg aan te staren. Ze reageerde niet op mijn vragen. Ik draaide mij om met de bedoeling terug te gaan.

“Je kunt niet meer terug. Je zult net zo worden als ik,” zei ze emotieloos.

Ik herinnerde mij het einde van de eerste herhaling. Langzaam werden mijn armen stram en gevoelloos. In paniek vluchtte ik terug het balkon op. Met de laatste bewegingsvrijheid van mijn armen trok ik aan de noodrem, waarna de trein binnen enkele seconden stilstond. Voor de knop om de deuren te openen moest ik mijn neus gebruiken, aangezien mijn armen verlamd waren. Met een gevoel van mislukking dook ik de mist in.

De herhalingen daarna waren steeds vreselijker. De Droomwever kwam niet dichterbij, maar nam de tijd mij allerlei dingen te laten ervaren waar ik doodsbang voor was of eenvoudigweg van moest walgen. Het was alsof hij mijn hele onderbewuste afzocht naar alles waar ik weerzin van heb.

Het laatste wat hij probeerde was een wagon, bijna helemaal gevuld met ijskoud water. Er was nauwelijks ruimte om adem te halen. Ik kon die reflex maar niet onderdrukken en verdronk telkens net niet. Steeds weer voelde het alsof ik aan mijn enkels onder water werd getrokken.

Toen ik min of meer aan het einde van mijn Latijn was, realiseerde ik mij wat er gebeurde. Er zou geen einde aan komen. Dit was een uitputtingsslag, en aangezien ik al sliep, kon ik niet instorten van vermoeidheid. Het was om iets anders te doen. Maar waar was dat ding mee bezig?

Tijdens mijn training heb ik mijn urenlang verdiept in nachtmerries. Monsters slapen niet onder je bed, maar in je hoofd. Je bent ook niet bang voor het donker, of om daarin alleen te zijn – je bent bang voor wat er in het donker kan zijn, om niet alleen te zijn. Dat ding was niet van plan te stoppen totdat hij mij gebroken had en ik zou opgeven.

Eindelijk begreep waar de Droomwever op uit was. Mijn geestkracht, mijn enige middel om hem te bestrijden. Ditmaal was ik in het voordeel. Hij had mij en mijn droom nodig om te krijgen wat hij wilde, dus ik ben eigenaar van het medium. Het was alsof ik een computer was die de Droomwever probeerde te hacken, om gegevens te stelen of processorkracht te gebruiken. Als ik een firewall kon toepassen, zou dat ding schaakmat staan.

Opnieuw werd mijn hoofd onder water getrokken. Ditmaal vocht ik niet terug, alsof ik geen verzet meer bood. Dit verraste de Droomwever kennelijk, want mijn gebrek aan weerstand resulteerde in mijn vrijwel onmiddellijke dood. Terwijl ik verdronk, richtte ik mijn volle aandacht op het treinstation. Voor de zoveelste keer werd ik niet wakker. Dit keer was ik weer bij het moment van instappen. Ik liep de coupé in, maar ging niet zitten.

“Laat je zien, waar je ook bent!” riep ik.

Alle figuranten draaiden hun hoofden naar mij. Ze stonden gelijktijdig op, terwijl de zitplaatsen verdwenen. Alle figuranten bewogen naar één plek en smolten samen. De ontstane verschijning was ongeveer tweeënhalve meter lang en had de gedaante van een mens. Vanaf halverwege de bovenbenen tot aan de grond leek het wezen geen benen te hebben. De rest van het lichaam zag eruit alsof het een mens was zonder vet en spieren – een pezig geraamte waar een afschuwelijke huid ietwat losjes omheen hing.

De huid was ruw en hoekig door de uitsteeksels van het geraamte, en het had een kleur die voortdurend veranderde van grauw paars naar donkergrijs en terug. Het wezen had vier hoorns op het hoofd, één boven elk oog, één recht omhoog midden op het hoofd en ten slotte één schuin naar achteren bij het achterhoofd. Op de plaats waar een mens een borstbeen zou hebben, was de torso opengewerkt. Een zwak gloeiend maar helder paars licht vulde de opening.

Hetzelfde gold voor de ogen en de half openhangende mond. Hoewel er geen spoor van een oog was, leek het wezen mij zo indringend aan te staren dat ik niet weg kon kijken. De torso bewoog niet, maar desondanks stootte de verschijning een geluid uit dat op ademen leek. Het klonk metaalachtig, als iemand die hijgt door een beschadigde orgelpijp.

“Wat wil je van me?” vroeg ik.

“Laat jezelf los. Geef je over,” antwoordde het wezen met een ruwe, toonloze stem.

“Nooit!”

Ik concentreerde mijn geestkracht tot één punt en stak mijn handen naar voren, alsof ik iemand wegduwde. Doodmoe, maar met alles wat ik in mij had, verbeeldde ik mij een intens hete vuurstraal, die ik op de Droomwever afschoot. Het wezen verwachtte dit niet en werd verteerd door de verzengende hitte, die ik overigens zelf niet voelde. Er bleef enkel een hoopje as over.

“Het is een droom, niets van dit alles gebeurt echt. Wakker worden, Victor, nu meteen!” zei ik tegen mezelf.

Ik schoot wakker en ging meteen overeind zitten. Op mijn nachtkastje lag een rode twaalfzijdige dobbelsteen, verzwaard met de bedoeling altijd op de ‘11’ te landen. Na zo’n tien keer gooien met telkens hetzelfde resultaat, wist ik het zeker.

“Waar anderen faalden, is het mij gelukt. Hou vol, Eliana. Ik kom eraan.”

Geef een reactie