Blikken in de wereld van een fantastisch verteller

De loutering van Midwinter, Modus Operandi

Tijd

Tijdens het opruimen van mijn bureau kwam ik tussen de paperassen een oude syllabus tegen. Met ‘oud’ bedoel ik dan middelbare-school-oud. We praten over een handleiding die hoogstens een jaar minder lang bestaat dan mijn geschiedenis als schrijver.
De syllabus in kwestie bevat een verzameling instructies voor het opstellen van een leesverslag, volgens een methode die ik in van de vierde tot en met de zesde klas heb moeten gebruiken. Toen ik daaraan terugdacht, viel me iets op.

Destijds was ik geen groot fan van het maken van zulke verslagen, maar dat kwam primair door het soort boeken wat wij veelal moesten lezen. Weinig daarvan viel echt binnen genres van mijn voorkeur, of viel zelfs onder genres van mijn afkeur. Ik koesterde zodoende eigenlijk een indirecte afkeer naar literatuur(verslagen) – net zoals ik, ironisch genoeg, op de basisschool een bloedhekel had aan het schrijven van opstellen. Het moet de verplichting geweest zijn die mijn jongere zelf van het schrijfplezier heeft beroofd…

Maar terug naar het heden. Uit nieuwsgierigheid bladerde ik wat door het dunne boekje, waarbij mijn ogen vielen op het verhaalaspect “tijd”. Nu gaat dat ten eerste over de verhouding tussen de verteltijd (hoe lang duur het om het verhaal te vertellen?) en de vertelde tijd (hoeveel tijd verloopt er in het verhaal?). Dan volgt verteltempo, flashbacks, tijdsprongen, enzovoorts.
Verder zijn er verhalen die in fragmenten zijn verteld, zoals bijvoorbeeld The Lord of the Rings, wanneer het reisgenootschap uiteen is gevallen.

Ik herkende direct bepaalde elementen in meer- of mindere mate uit mijn eigen vertellingen, of kon bij bepaalde termen voorbeelden voor de geest halen van scènes. Toch was er hierdoor één feit waar ik met mijn neus op werd geduwd:

Ik heb geen helder beeld bij het tijdverloop van Loutering van Midwinter.

Met andere woorden: ik ben de TomTom uit gaan hangen en heb voor mezelf maar eens bepaald hoe ver ‘ver’ precies is, wanneer men van A naar B moet reizen. Dit liep uit op een om-en-nabij vier uur durend uitzoekwerk waarbij ik mezelf terugvond op hele gebruikelijke websites (zoals Google Maps), maar ook op – voor mij – ongebruikelijke websites, zoals een forum voor paardenliefhebbers. Je moet immers wel weten hoe hard zo’n dier normaal gesproken loopt en rent, en welk uithoudingsvermogen je mag verwachten.

Waarom ik dit allemaal doe? Het is, net als in Renascarrh, van kritiek belang te weten wie zich wanneer waar bevindt. Bepaalde gebeurtenissen vinden op een zeer concreet tijdstip plaats, en personages die op dat moment niet bij die gebeurtenis aanwezig zijn, kunnen daar soms wel de gevolgen van ondervinden. Of juist niet, en dan moet dat contrast wel helder zijn wanneer getuigen en niet-getuigen elkaar voor het eerst (weer) ontmoeten.
Bovendien is het belangrijk te weten hoe lang iemand over een reis doet, al is het maar omwille van consistentie en geloofwaardigheid (ik schrijf deze zin alsof dat twee quasi-onbelangrijke zaken zijn, maar niets is minder waar). Ten slotte, praktisch: of je nu een week of twee weken onderweg bent maakt nogal verschil in hoeveel en welke voorraden je meeneemt.

En als de buitentemperatuur tussen de 0 en 5 graden is, na hoeveel dagen wordt dat echt oncomfortabel? Wat doet dat met het moraal van zes mensen die nauwelijks een idee hebben van waar ze heen gaan, of waarom?

Geef een reactie