Vandaag is de winterse nachtevening: Midwinter. Qua lichtsterkte de kortste dag, uitgaande van de tastbare werkelijkheid. In De loutering van Midwinter is die dag zodanig belangrijk, dat er achteraf waarschijnlijk als volgt over wordt gesproken:
“Dat heb je goed gezien,” zei Relnor, terwijl hij zich naar zijn wapenknecht draaide. “Het is een zware dag geweest, voor ons allemaal. Ik weet niet hoe het met de anderen zit, maar het voelde voor mij als een hele week.”
Een belangrijke ontwikkeling uit de afgelopen maanden zijn de motieven. Als het gaat om protagonisten en antagonisten (of ‘helden en schurken’, in Jip-en-Janneketaal), dan is het motief van deze personages het belangrijkst. Zij vormen de drijfveer van de vertelling en dragen bij aan de oorzaak van het conflict.
Het motief van Relnor wordt aan het begin al duidelijk – waarom zou men immers lezen over een personage dat handelt zonder aanwijsbare reden? Echter, de tegenstanders zijn lastiger. Toen ik begon aan De loutering van Midwinter was er maar één schurk, maar al snel bleek dat onvoldoende.
Later begon ik (samen met goede vriend Pieter ‘Avòran’ Verloop) aan de ontwikkeling van het strategische bordspel Getulion. Het verhaal en de context van dat spel is uit mijn pen gevloeid en heeft zich vrijwel moeiteloos vervlochten met wat in De loutering van Midwinter zeer recente geschiedenis is. Hieruit ontstond de tweede schurk.
Dat geschreven hebbende begon ik te zoeken naar een dieper motief. Immers, als een schurk kwaad wil, waarom wil hij dat? Waarom wilde de IJskoningin Narnia veroveren? Waarom wilde Sauron tegen elke prijs de Ene Ring in handen krijgen?
Dat bracht mij bij de vraag: waar komt het kwaad vandaan? Een koning staat niet zomaar op tegen zijn buurland, vetes ontstaan niet vanuit het niets, en oorlogen worden pas begonnen wanneer minstens één partij daarover heeft nagedacht.
Bovendien, als er kwaadaardige magische wezens bestaan, waar komen die vandaan? De mensen in mijn universum geloven in een goedaardige godheid, maar zo iemand kan geen kwade dingen hebben gemaakt…
Ik kon er niet meer aan ontkomen: ik moest een zijweg inslaan, gaan zitten, en nadenken over het ontstaan van Eravòr, de wereld waar de meerderheid van mijn verhalen zich in afspeelt. Uit die korte vertelling blijkt wie de wereld gemaakt heeft, waar de Demiurgen vandaan komen, hoe-waar-en-wanneer het ‘fout’ ging en daarmee dan ook het verval zijn intrede deed.
Met die achtergrondinformatie – die ik u, de lezer, in De loutering van Midwinter geenszins zal onthouden – werd de identiteit en de oorsprong van de ultieme schurk gevormd: Umbriël. Hij is voor Eravòr wat Hades voor de Grieken was…
Geef een reactie